De toren

De toren, die sinds de staatsregeling van 1798 eigendom is van de burgerlijke gemeente is 38 meter hoog. Hij heeft waarschijnlijk al vóór de Hervorming (rond 1574 ging Domburg tot de Hervorming over) klok en uurwerk gehad, maar deze meoten in het rumoerige jaar 1572 zijn verdwenen. Nadat in 1592 een gerestaureerd uurwerk werd aangebracht, werd er in 1612 bij de Middelburgse klokkengieter Johannes Burgerhuis een klok gegoten van 1514 pond. Volgens overlevering is deze klok naar beneden gevallen bij het luiden. Toen deze in Middelburg gesmolten en opnieuw gegoten werd, voegde men aan de klokspijs (bestaande uit koper en tin) een stapeltje Zeeuwse rijksdaalders (f. 2,60!) toe om de klok een betere klank te geven. Daar de klok een doffe klank bleef houden vroeg men zich af of de rijksdaalders misschien een andere bestemming hadden gekregen... De toren werd in 1783 door de bliksem getroffen, waardoor er brand ontstond, die echter geblust kon worden. In de Middelburgse krant kon men daarna het bericht lezen, dat "het luiden der klokken bij onweders ten uiterste gevaarlijk blijt te zijn, wegens het aantrekken van het onweder"... Tijdens de moeilijkheden met België (1830) was er aan de toren een seintoestel aanbegracht, waarmee berichten naar Vlissingen (via Koudekerke) konden worden geseind. De herbouw van de toren na de beruchte brand van 1848 kwam op kosten van de gemeente (de toren was niet tegen brand verzekerd). Het rijk gaf een subsidie van 2.500 gulden, omdat de toren als baken voor de schepen diende. Het werk werd gegund aan Jacobus Passenier, een Domburgse timmerman, voor het bedrag van f. 6.755,34,-. Een smid uit Zoutelande maakte voor 150 gulden een nieuw uurwerk, dat echter in 1879 kapot ging. De klok werd in 1855 in Amsterdam gekocht voor f. 802,50. Volgens opschrift werd ze in 1598 in Deventer door Wilhelmus Wegewaert gegoten en heeft vroeger in de bekend vuurtoren Brandaris op Terschelling gehangen. Ze droeg als spreuk "Alliis in serviendo consumor" = vergaan door anderen van dienst te zijn. In de oorlogsjaren is deze klok door de bezetter meegenomen. Het kleine torentje aan de zuidzijde geeft toegang tot de eigenlijke toren. De grote deuren aan de westkant sluiten een hoge ruimte af, waarin brandslangen te drogen werden gehangen en de palen voor het gaaischieten en die van het ringrijden worden bewaard. De stenen aan de zuidzijde van de toren zijn "Zeeuwse moppen", gebakken van zouthoudende klei, waardoor op sommige stenen een glazuurlaagje ontstond. Deze verglaasde stenen zijn door metselaars gebruikt om in de muur figuren aan te brengen. Of ze behalve decoratieve ook symbolische betekenis hebben, weten we niet.
terug